Hoe zijn we in de precaire economische situatie waarin we nu lijken te zitten terecht gekomen? Lees het in het tweede deel van Sander Boons 'Dansen op een vulkaan'


Structurele disbalans
De Amerikanen gingen na 1971 gewoon door met het uitgeven van dollars die ze niet hadden. Dat ze dit konden doen ligt aan een tweetal factoren. Er was geen alternatief voor de dollar als wereldmunt en, eindelijk verlost van de knellende gouden standaard, de verlokking van het papieren elastische geld was te groot. De Europese en niet westerse centrale banken gingen over tot ondersteuning van het papieren geldsysteem. Door deze steun zijn er structurele disbalansen in de wereldeconomie ontstaan.
Een papieren 'standaard' betekent dat de waarde van geld arbitrair is, omdat die waarde kan worden gemanipuleerd. Door monetair beleid kunnen centrale banken er namelijk voor kiezen hun munt goedkoper of juist duurder te laten zijn dan de munt van hun buurland of de wereldhandelsmunt. Als de lokale economie bijvoorbeeld is gebaseerd op export, dan zal de centrale bank geneigd zijn de lokale munt goedkoop te houden. Op dit moment houden Aziatische landen hun munt goedkoop ten opzichte van de dollar. Dit doen ze door hun lokale munt bij te drukken. Met de door export verdiende dollars worden Amerikaanse staatsobligaties gekocht. De Amerikaanse staatsobligaties dienen weer als onderpand om nieuw lokaal geld te scheppen. Het goedkoop houden van de lokale munt heeft dus een bizar effect: zowel de geld- en krediethoeveelheid in de lokale economieën als die van de VS nemen toe. Zo kunnen de Amerikanen geld uit blijven geven dat ze niet hebben, terwijl de Aziatische economie groeit als kool.

Waar het neutrale goud in vroegere tijden de scheidsrechter van de handelsbalans was, is deze rol nu overgenomen door centrale bankiers en machtspolitiek. De handelsbalansen zijn structureel verstoord. De disbalans in het systeem is enorm en neemt alleen maar toe. De paradox is dat niemand belang heeft bij een permanent overgewaardeerde dollar, maar ook niemand is gebaat bij een val van de dollar. Hoewel het politici en centrale bankiers met actief management dus is gelukt op korte termijn een pijnlijke recessie te vermijden, is de economische stabiliteit op de lange termijn onzeker te noemen.

Een monster werd gecreëerd
Een complicerende factor is de opmars van de financiële markten sinds het begin van de jaren 80. De dollarstandaard werd ingeluid met een nog sterk gereguleerd commercieel banksysteem. Toen in de loop van de jaren 70 de economie stagneerde, probeerden overheden die met flink opgeschroefde bestedingen aan te jagen volgens klassiek Keynesiaans recept.

Het werkte echter niet. Het tijdperk van stagflatie, economische stagnatie gecombineerd met sterk oplopende prijsinflatie, was aangebroken. Eind jaren 70 ontwaakte hierdoor het wantrouwen in bankpapier. Een combinatie van sterk verhoogde rente en liberalisering van financiële markten bracht redding. De doos van Pandora was hiermee geopend. Niet langer zit er een rem op het creëren van kapitaal op papier door het scheppen van krediet.

Hoewel krediet uit het niets wordt gecreëerd, moet er natuurlijk wel altijd onderpand worden geboden. Gelukkig laat het systeem toe dat dit onderpand sterk in waarde stijgt als de hoeveelheid krediet in het systeem groeit. Het in waarde gestegen onderpand kan namelijk weer dienst doen om nieuw krediet te scheppen. De stijgende aandelenmarkten, obligatiekoersen, vastgoedmarkten en grondstoffen vormen een zichzelf opblazende kredietbel, een virtueel perpetuum mobile. Je zou het echter ook een 'Ponzi scheme', een piramidespel, kunnen noemen. Om de integriteit van deze financiële claims te waarborgen is het noodzakelijk dat de economie blijft groeien. Zo lang de onderliggende waarde stijgt en nieuwe spelers bereid zijn om leningen aan te gaan, zal het systeem blijven leven. Wanneer zich echter een krimp voordoet is het leed niet te overzien. De liquiditeit die momenteel zo uitbundig is, zal terstond opdrogen.

De nieuwste spelers op de financiële markten zijn hedgefondsen en 'private equity' bedrijven. Hedgefondsen spelen een belangrijke rol in het doorverkopen van kredietrisico. Het nadeel is echter dat niet duidelijk is waar het risico zich bevindt. Wie is aansprakelijk als zich een crisis voordoet? 'Private equity' bedrijven profiteren momenteel van de grote hoeveelheid geld tegen zeer lage rente. Met geleend geld worden bestaande, vaak florerende, bedrijven opgekocht en opgesplitst. Hoewel een opsplitsing van bedrijven soms uitmondt in meer efficiency en winstgevendheid, komt het maar al te vaak voor dat de nieuwe directie zich verrijkt, terwijl het voorheen gezonde bedrijf achterblijft met grote schulden. PCM is hier natuurlijk een sprekend voorbeeld van.

Voeden als enige remedie
Na het inzakken van de koersen van internetaandelen gingen de gezamenlijke centrale banken in 2002 over tot een ongekende wereldwijde renteverlaging. Ze deden dit omdat ook andere markten dreigden leeg te lopen. Door de kortlopende rente drastisch te verlagen stimuleerden ze het lenen van nieuw geld. In combinatie met nieuw geld door verstoorde handelsbalansen en geliberaliseerde financiële markten heeft dit een vloedgolf van geld teweeggebracht. Er is geen enkel verband meer tussen de vraag en aanbod van krediet en de prijs van dit krediet.

Veel nieuw geld is in staatsobligaties van 'veilige' landen gaan zitten, waardoor de rente op de kapitaalmarkt is gedaald. Er is momenteel zelfs sprake van een tekort aan overheidsschuld, waardoor de kapitaalmarktrente laag blijft. Ook hier zien we dus een bizar effect: hoe meer geld en krediet er wordt gecreëerd, hoe lager de rente! Dit in tegenstelling tot een geldsysteem gebaseerd op goud, waar de marktrente juist stijgt als het kapitaal schaarser wordt. Het nieuwe geld is ook gaan zitten in risicovolle bedrijfsobligaties en in staatsobligaties van risicovolle landen, met als gevolg lagere renteopbrengsten en afnemend verschil tussen risicocategorieën. Financiële specialisten en beleggers worden hierdoor steeds roekelozer, ze moeten steeds meer risico nemen om hun geld te laten renderen. De instabiliteit van het financiële systeem is sterk toegenomen.

De rol van centrale banken is door deze ontwikkelingen gewijzigd. Waar ze zich vroeger bezig hielden met de regulering van de geldhoeveelheid en de controle van de bankreserves, zijn ze inmiddels crisismanagers geworden van de kredietscheppende financiële industrie. De veranderde rol is te merken aan de welhaast goddelijke status die voorzitters van de belangrijke centrale banken tegenwoordig wordt toegedicht. Ze kunnen de financiële economie dan ook maken of breken. Opwaartse schokken in rentestanden kan de kredietbubbel doen inklappen. Structureel hogere rente zullen ze willen voorkomen, aangezien de wereldwijde schuldenberg geen precedent kent. Het is om deze reden dat ze zo voorzichtig omspringen met het rente instrument. Ver van tevoren waarschuwen ze want hun kapitaalmarkten kunnen zich dan op tijd aanpassen zonder in paniek te raken. Mocht zich toch een calamiteit voordoen, dan weten spelers in de financiële industrie dat de centrale banken niet anders kunnen dan financiële markten van liquiditeit te voorzien om voortgang van het betalingssysteem te waarborgen. Het is dus pompen of verzuipen.

Inmiddels staan we met z'n allen op de vulkaan. Wanneer deze tot uitbarsting komt, valt niet te zeggen. Door de grote disbalans in het monetaire en financiële systeem zijn problemen te voorzien op een groot aantal punten. De derivatenberg kan inklappen, de vastgoedmarkt kan leeglopen, de aandelenbeurzen kunnen inzakken, de dollar kan vallen. Wat als eerste gaat is niet te zeggen.

Wel is te zeggen dat er geen weg terug is. 'Que sera, sera.'

Sander Boon


Sander Boon is politicoloog en voorzitter van de Frederic Bastiat Stichting. Boon heeft de afgelopen jaren de krachten in het financiële systeem bestudeerd en werkt samen met RTL-Z journalist Willem Middelkoop aan het boek ‘Als de dollar valt’ dat begin september verschijnt bij uitgeverij Nieuw Amsterdam. Dit was het tweede deel van het artikel 'Dansen op een Vulkaan'  dat in mei in zijn geheel verscheen in opinieblad Opinio.